In het vorige deel had ik het over 3D-tv en het gebrek aan een echte killer applicatie voor dit medium. Stel dat er nu miraculeus toch voldoende interesse is voor 3D, dan sluipt er nog steeds een serieuze adder onder het gras.
Om het cru te stellen: de 3D die je momenteel in de cinema kan ondergaan is geen echte 3D. Het feit dat sommige mensen enthousiast zijn over deze ervaring is simpelweg omdat het anders en nieuw aanvoelt. Eens het nieuwe er af is, zullen die storende effecten meer duidelijk worden. Dit is simpelweg omdat de 3D ervaring niet helemaal klopt.
Geert, Geert, vertel verder. Laat ons niet in spanning.
Geduld, jongens. Om dit duidelijk te maken moeten we eerst even terug naar de klassieke 2D-film. Eigenlijk is die op zich niet zuiver tweedimensionaal, maar meer 3D dan je zou verwachten. Door het gebruik van verschillende lenzen wordt een illusie van diepte gecreëerd. Het codewoord hier is scherptediepte.
De afstand van de kijker tot het scherm blijft uiteraard constant. Het menselijk oog focust zich bijgevolg op punten die allen op een vaste afstand van de waarnemer liggen, namelijk op het vlak van het scherm. Tijdens de film hoeft de kijker zijn 'scherpstelling' dus niet te wijzigen.
Van dit fenomeen maken de filmmakers handig gebruik. Via een uitgekiende keuze van lenzen introduceren zij een beperking van de scherptediepte. De onderwerpen waarop de filmmaker nadruk wil leggen maakt hij haarscherp. De delen voor en achter dit onderwerp worden een beetje wazig. Dit maakt dat ons brein denkt dat de scherpe beelden inderdaad op de afstand van het scherm liggen, terwijl de onscherpe delen zich ervoor of erachter schijnen te bevinden. Deze illusie is quasi perfect. Je moet er zelf maar eens op letten de volgende keer je naar een film kijkt. Door deze scherptediepte nu meer of minder te laten spelen kan de filmmaker minder of meer dieptegevoel introduceren. Dus hoe meer scherp, hoe minder dieptegevoel.
Wauw, hoe intressant, Geert. Maar wat moeten wij ons hierbij voorstellen?
Wel, de foto hierboven illustreert dit fenomeen: bovenaan heb je duidelijk een beperkte scherptediepte, terwijl onderaan het ganse beeld scherp is.
Stel nu dat de constante afstand tot het scherm variabel wordt. In dit geval wordt deze illusie van diepte compleet verstoord, want je referentie is weg.
Bij 3D-films speelt die constante afstand inderdaad niet meer, want dat is nu net de bedoeling van 3D. Immers, het hoofdpersonage van de film bevindt zich dan eens dichtbij, dan weer veraf. Dus zou je denken: gooi die truckjes met scherptediepte overboord. Ze zijn immers niet meer nodig.
Weg met die scherptediepte!
Inderdaad, dat is de enige juiste reactie. Immers onze oogbollen zijn op zich mooie groothoeklenzen en zien letterlijk alles scherp. Het zijn onze hersenen die het concept van scherptediepte introduceren. De truckjes met scherptediepte in 2D-films (en foto's) bedriegen enkel je hersenen. Dus als je 3D-films met een groothoeklens opneemt (en dus alles scherp is) dan zal de kijker zelf wel uitmaken waarnaar hij kijken wil en wat hij scherp wil zien. Dit is exact zoals in ons dagelijks leven.
Nu is dit net wat er misloopt met de huidige 3D-films. Nog steeds maken zij gebruik van verschillende lenzen en introduceren zo op een kunstmatige manier een beperking in de scherptediepte. Als je ooit al een 3D-film gezien hebt, moet dit zijn opgevallen. Dit gaat spijtig genoeg ten koste van het 3D-effect.
Foei, foei. En waarom doen ze dat, Geert?
Een belangrijke reden waarom filmmakers dit blijven doen is dat die films ook nog als 2D-films op de markt worden gegooid. Mocht je alles met een groothoeklens opnemen, dan heb je inderdaad een leuke 3D-film, maar een compleet platte 2D-film. En dat krijg je niet verkocht...
Maar er is meer! En dat lees je in mijn volgende epistel!
Spannend!
Comments