De kast - een vervolgverhaal (deel 4)

By Geert, 5 November, 2010

Alles was wit. Helderwit. Ze keek omhoog, omlaag, links en rechts. Maar er was niets te zien. Ze probeerde haar handen te vinden, maar ook die leken verdwenen. Haar lichaam bestond niet meer. Alles wit. Helderwit. En dan die stilte. Geen geruis, geen gezoem. Stilte. Doods. Alleen haar gedachten leken te bestaan. En dan...

“Sofietje?”

Een stem. Een stem die fluweelzacht haar naam fluisterde. Ze herkende hem niet, maar ze voelde de warmte en troost. Het was geen kwaadaardige stem. De angst die haar bijna had versmacht, verloor langzaam zijn grip. De angst voor...

...dat oog. Het staarde recht vooruit. Sofie’s lippen verkrampten zich in haar schreeuw. De spieren van haar opengesperde mond leken haar oogbollen uit de kassen te duwen. Het trillen van haar stem deed haar oren suizen. Ze zag hoe dat gruwelijk grote oog nog net knipperde en even plots weer verdween. In de plaats kwam een zwarte holte die stonk naar zwavel en, dat wist ze zeker, haar met huid en haar wou opslokken. De rand van het sleutelgat leek te bewegen, als een hongerige mond met vlijmscherpe, metalen tanden. Sofie probeerde een stap achteruit te zetten, maar ook haar benen waren verkrampt. Toen hoorde ze...

...die stem.

“Sofietje. Alles komt goed.”

In de witte zee van niets begon Sofie een donkere schim te onderscheiden. Hij werd langzaamaan groter en leek naar haar toe te drijven. De schim begon steeds heftiger te bewegen als een verschijning in de turbulentie boven een woestijn. Toen de stem weer sprak voelde Sofie…

...het bonzen op de deur. Het ding achter de kastdeur was vastbesloten zich niet te laten stoppen door die houten barrière. Sofie leek wel vastgelijmd aan de grond. Ze voelde haar hart slaan in de keel, de aderen kloppen in haar nek. Ze moest hier weg. Vluchten! Met een brutaal geweld sprong de deur uit het slot. De rand van de deur knalde tegen haar gezicht. Splinters schuurden tegen haar wang. Een rode waas schoof over haar rechteroog terwijl het bloed uit een wond gutste. Maar Sofie had geen tijd om hier veel aandacht aan te schenken want vanuit de duistere diepte van de kast sprong het monster naar haar toe. Met een vlezige klauw greep het beest naar haar keel. Een scherpe nagel streek langs Sofie's wang en scheurde een stuk vel los. Hulpeloos zag ze...

...de schim rond haar bewegen. Ze wou weten wat die verschijning betekende, maar kon helemaal geen geluid uitbrengen. Daarom focuste ze al haar gedachten op één enkele vraag:

"Wat ben jij?"

Ze had de daaropvolgende reactie niet verwacht en het leek dan ook alsof haar gedachten opeens werden gekaapt door een wervelstorm aan indrukken. "Ik ben David", klonk de duidelijkste boodschap. In diezelfde flits begreep ze ook dat David even oud was als zijzelf, enigste kind was, dat hij van voetballen hield, veel vrienden had en nog veel meer pietluttige details. Maar bovenal begreep ze waarom nu net zij in deze situatie verzeild was geraakt. En besefte ze bovendien dat je niet zomaar iedereen kon vertrouwen. Al deze gedachten smolten langzaam weg en vlak voor ze weer werd opgeslorpt door het witte niets hoorde ze nog net...

...hoe de gruwelijke muil zich opengesperde. De figuurtjes op haar pyjama waren ondertussen al doorweekt met haar eigen weeïge bloed. Ze sloot haar ogen en voelde hoe de scherpe tanden de huid rond haar keel binnendrongen. Ze was zich helemaal niet meer bewust dat ze al die tijd aan het gillen was. Nog even werd ze gewaar hoe haar lijfje doorheen de kamer werd geslingerd. Toen ze tegen de muur botste, proefde ze nog net het zoete bloed in haar mond en voelde hoe een tand door haar tong priemde. Dan werd alles wit. Haar bewustzijn trok weg als...

...de sirenes van de ambulance. De wagen schokte heen en weer. Petra zat naast de brancard waarop haar dochter lag en voelde hoe het leven uit het handje dat ze vasthield verdween. De ambulancier duwde haar ruw opzij en greep blindelings naar een kleine lade in de wand. Petra vreesde het ergste en staarde vol paniek voor zich uit. Door de voorruit zag ze hoe de lampen van de ziekenwagen zich dapper door het duister van de nacht priemden.

Maar ze zag net niet hoe de lichten van een tussen de struiken verborgen wagen aansprongen. Ze hoorde nog minder hoe zijn motor aansloeg en hij de gierende ambulance begon te volgen.

WORDT VERVOLGD

Comments