De vroege vogels waren reeds begonnen met het schrapen van hun kelen. Sommige dappere straaltjes zonlicht wrongen zich reeds door de dikke ochtendlucht. Het was op de zaterdagochtend 9 november 1996 dat ik nogal uitgeput op mijn fiets aan het rijden was.
Het leek wel alsof elk geluid dadelijk volledig werd geabsorbeerd door de luie ochtendlucht. Stilte. Nochthans voelde ik mij helemaal niet eenzaam, want de "Allerliefste Jongen in het Universum" reed stilletjes naast mij. We hadden juist naar mijn eerste echte fuif geweest en ik was nog niet helemaal doorheen die nieuwe ervaring. Al die nieuwe impressies, al die nieuwe vrienden... Ik had juist wat tijd nodig om al die zaken te verwerken. Maar die zaken leken wel weg te smelten als je ze vergeleek bij de emoties die de jongen naast me bij mij teweeg brachten. Die gevoelens waren immers ook nieuw voor mij.
We arriveerden aan zijn kot, waar we hadden besloten te wachten tot de eerste trein ons naar onze ouders zou brengen. Er waren echter nog enkele uren tijd te doden, maar die bleken uiteindelijk wel hemels te zijn. We praatten en lachten, we glimlachten en praatten steeds intenser naarmate de uren voorbijschreden. We namen dezelfde trein en konden maar niet stoppen met babbelen, tot op het moment dat hij moest afstappen. Plots voelde ik me overwelmd door een onaardse eenzaamheid. Ik wist toen dat ik verliefd was...
Het weekend was een hel. Ik kon maar niet stoppen met aan de "Allerliefste Jongen in het Universum" te denken. Mijn hart leek wel een marathon te lopen en ik kon mijn gedachten op niets anders richten dan op hem. En de tijd leek wel te zijn vertraagd tot de snelheid van de degeneratie van radioactief uranium. Ik was verliefd...
Eindelijk was maandagavond daar en kon ik mijn jongen terugzien. Die avond kwamen een bende jongeren samen om gezelschapspelen te spelen. Wij beiden speelden een ganse avond samen. Maar toen we terug naar onze kamer fietsten konden we blijkbaar niet de juiste woorden vinden om onze gevoelens voor elkaar te beschrijven. Tot op het moment dat we aan een tweesprong kwamen.
"Welke weg nemen we? Ik denk dat ze allebei even lang zijn.", vroeg hij.
"Oh, ik weet niet. Beslis jij maar.", antwoordde ik en om de een of andere reden voegde ik er nog aan toe: "Maar, ik zou je wel overal willen volgen, waar je ook gaat."
"Wat bedoel je daarmee?", vroeg hij, maar hij wist absoluut wel wat ik hem probeerde duidelijk te maken. Oh, jazeker. Maar nu dat ik het al min of meer had verteld, kon ik amper nog de juiste woorden vinden. Gelukkig dwong hij mij voorzichtig om het te zeggen.
"Ik denk dat ik verliefd op je ben geworden.", stotterde ik als een kind dat zojuist iets heel ergs stouts had gedaan.
"Ik ook op jou.", was zijn antwoord.
We glimlachten.
Sinds die dag is hij mijn vriendje -nu zelfs mijn man-, de liefde van mijn leven.
Nick, I love you...