Afscheid was voor Sofie nog nooit zo definitief geweest als vandaag. Toen ze haar beste vriendin langzaam had zien verkleinen in de trillende achteruitkijkspiegel van de verhuistruck wist ze dat er iets in haar was geknapt. Van de ene moment op de andere was haar jonge leventje door elkaar geschud. Haar eigenste bed, al die kasten vol speelgoed en schabben met daarop haar beertjes en knuffels waren opgeslokt door dat gulzig metalen monster dat haar nu tot bij het 'andere' huis bracht.
Ze had zich voorgenomen om vandaag niets meer te zeggen, als blijk van stil protest. Bij haar vader moest ze immers geen steun zoeken want die was te druk in de weer met aan het stuur te wrikken.
"Woah, valt niet mee, he. Het is al jaren geleden dat ik nog eens met zo een truck de baan op moest. Gelukkig verleer je het nooit."
Sofie voelde dat hij haar aankeek, maar toch bleef ze voor zich uit staren.
"Meisje, we zijn er bijna. Ben je niet nieuwsgierig?"
Ze wou uitschreeuwen dat het huis kon ontploffen. Dat ze niet had gevraagd om uit haar vertrouwde omgeving gerukt te worden. Ze voelde een mix van woede en haat opborrelen, maar kneep haar kaken strak opeen. Ze wist dat het niet anders kon. Neen, het was de laatste kans. Als deze mislukt, is er geen redding meer mogelijk. Dat wist ze wel zeker.
"Dat is nu ons nieuwe huisje."
Sofie keek op en zag een huis tussen twee bomen opdoemen. De tuin voor het huis was duidelijk niet erg goed onderhouden. De struiken waren compleet verwilderd en verborgen grote delen van het alleenstaande huis. Van het gelijkvloers was enkel de witte voordeur en het grote raam in de rechterhoek te zien. Het raam liep verder door langs de zijkant. Daar waar het glas een hoek vormde zag Sofie het gordijn bewegen. Het gezicht van haar moeder dook vanachter het grauwbleke textiel.
Terwijl Sofie's vader eerder die dag samen met een paar makkers de dozen in de verhuiswagen laadden, was moeder met haar vriendin Els naar het andere huis getrokken om het te kuisen. Sofie vond Els wel leuk. Misschien zou Els haar stilzwijgen zelfs wel kunnen doorbreken. Sofie kon het niet laten om even te glimlachen.
De verhuiswagen stopte.
"Iedereen van boord!", riep haar vader met een geforceerd enthousiasme.
Sofie opende het portier en klom voorzichtig op de eerste trede van de cabine. Toen ze eraf sprong, zag ze in een flits de weerspiegeling van een raam in het glas van het portier. De eerste verdieping van het huis telde drie gelijke ramen. Door de sterke zon was het onmogelijk te onderscheiden wat er achter die ramen verscholen was, want het enigste wat je te zien kreeg was de reflectie van de helderwitte wolken.
Een. Twee. Drie. Mochten het er twee geweest zijn dan had het huis iets weg van een geschrokken gezicht. Zoals dat schilderij van die schreeuwende man. Van die bekende schilder.
Sofie's gedachten waren bezig af te dwalen toen ze plots iets zag bewegen aan het linkse raam. Het patroon van voortschrijdende wolken werd ruw verstoord door een donkere vlek. Sofie knipperde met haar ogen en zag de vorm van een hand. Doordat het zich tegen het glas aandrukte was de omtrek nu duidelijk zichtbaar.
Dat moet Els zijn! Weer kon Sofie een glimlach niet onderdrukken. Ze begon met een kordate tred naar het huis toe te lopen. Haar ouders stonden in de deuropening te overleggen.
"Waar is Els?", hoorde ze haar vader vragen.
"Oh, die is nog even naar de winkel om wat extra sponzen te halen."
Sofie keek vlug naar het linkse raam. De hand was er nog steeds. In een zee van wolken.
En toen trok de hand zich langzaam terug.
WORDT VERVOLGD...
Comments