De kast - een vervolgverhaal (deel 10)

By Geert, 21 February, 2011

“Hatsjoe deed Karel en hopsa daar vloog de keukentafel in vuur en vlam.”

Sofie moest lachen en dat leidde de gedachten van Els een beetje af. De verkouden draak Karel was al bij al zijn vriendjes om hulp gaan vragen, maar niemand die hem scheen te kunnen helpen. In tegendeel zelfs. Telkens vloog er wel iets in vuur en vlam, tot grote ergernis van zijn kameraden. Vooral toen de broek van boer Wim in brand vloog, moest de kleine Sofie haar hoofdkussen tegen haar eigen gezicht duwen om niet in een schaterlach uit te barsten. Ze had waarschijnlijk het verhaal van Karel de draak al tien keer gehoord, maar beleefde alles weer opnieuw alsof het de eerste keer was.

“En wat deed Karel toen?”, vroeg Sofie ongeduldig.

Els was weer afgeleid door de ingebouwde kast. Had ze het zich ingebeeld of kwam er echt wel een krassend geluid van achter die deur. Ze voelde haar hart bonzen in haar keel.

"Shrrrt, shrrrt."

Daar was dat geluid weer. Nu was er geen twijfel mogelijk. Er zat iets achter die deur en Els wist perfect wat dat betekende. Ze had nooit echt geloofd dat haar plannetje zou werken, maar nu haar waanzinnige hersenspinsels werkelijkheid leken te worden, sloeg de paniek onverbiddelijk toe. Waarom was ze hier ooit mee begonnen?

“Els?”

Er was geen weg terug. Dat wist ze wel. Maar na al die maanden van broeden op haar plan, voelde ze zich compleet onvoorbereid voor een confrontatie. Elke centimeter van de kast had ze gecontroleerd, op zoek naar een verborgen doorgang. Nachtenlang had Els in dat bed liggen waken. Ze had zelfs alles geprobeerd om het monster uit de dagen. Er tegen te praten, op de deur te kloppen, de deur op een kier te zetten. Allemaal zonder succes. En dan nu, de eerste nacht dat er weer een kind in de kamer lag, zat het beest al klaar om weer toe te slaan. In al haar scenario’s was Els ervan uitgegaan dat eens ze ontdekte dat het beest weer wakker was, ze de deur zou openslaan en het monster eigenhandig zou lynchen, maar nu… Nu besefte ze dat het niet gewoon een verzinsel was. En dat veranderde alles. Hoe had zij ooit kunnen denken een heldin te zijn die het monster zo maar even zou neerslaan?

“Het zal wel een rat of zoiets zijn.” Ze probeerde de toestand in een ultieme nog weg te relativeren.

“Een rat?”, vroeg Sofie met een aarzeling in haar stem.

“Wat? Niets, meisje. Ik was gewoon wat aan het dromen. Dat doe jij beter ook. Ik vertel je later nog meer over Karel de draak”, zei Els terwijl ze het boek dichtklapte.

Sofie protesteerde nog even, maar de vermoeidheid had al teveel terrein gewonnen. Els dekte het meisje toe en gaf haar voorzichtig een nachtzoentje op het voorhoofd. Sofie glimlachte en greep naar de teddybeer naast het hoofdkussen. Het nachtlampje werd uitgeschakeld.

Met een geveinsde rust liep Els langs de voet van het bed naar de deur van de ingemaakte kast. Ze streek met haar hand over het hout en…

...zag in een flits het beest voor zich. Grote, bloeddoorlopen ogen. Een gruwelijk opengesperde bek. Aan de spitse tanden bengelden nog kleine druppels bloed. Maar nog het meest angstwekkend was hoe er menselijke trekken doorheen die monsterlijke façade leken te sijpelen. De handen, alhoewel spastisch vervormd tot klauwen, waren ontegensprekelijk mensenhanden. Het leek wel alsof het beest mens aan het worden was, of vice versa. In haar gedachten voelde ze die handen langs haar keel glijden…

…en de lucht uit haar strot duwen. Ze kreeg het benauwd en voelde hoe machteloos ze werkelijk was tegen het kwaad dat zich achter dat hout bevond. Ze moest iets doen. Dit was helemaal verkeerd. Haar plannetje was helemaal om zeep.

In een glimp zag ze de sleutel uit het slot steken. Zonder verder na te denken draaide ze de deur van de kast op slot en liet de sleutel in haar zak glijden. Dat moest volstaan. Ze zou later wel zien hoe ze haar nieuwe vrienden uit het huis kon weghalen, maar voorlopig was hun dochtertje veilig.

Els liep de trap af, nam wenste Petra en Mark nog een goede nacht en stapte haar wagen in. Pas toen ze de oprit afreed, drong de ware toedracht volledig tot haar door. Ze begon ongecontroleerd te rillen en moest de wagen aan de kant van de weg zetten. Ze kon niet meer verder. Ze moest haar gedachten weer gefocust krijgen of ze zou ergens in een gracht belanden of erger. Maar hoe hard ze zich ook verzette, haar gedachten gingen weer naar die rampzalige ochtend dat Els de kamer van haar zoontje binnenstapte. Het eerste wat ze toen zag was die rode fiets. Dan dat lege bed. De openstaande kastdeur. De lakens op de vloer. Het bloed tussen die lakens. Maar haar zoontje was verdwenen.

“David schatje, waar ben je?”, vroeg Els als bedwelmd aan de koude nachtlucht net voor ze in een diepe slaap sukkelde. Ze zou pas wakker worden toen een ambulance passeerde, maar toen was het al te laat.

Veel te laat!

WORDT VERVOLGD

Comments